Aardapellen kweken

• Kleine maten (25 - 35mm): Je zal meer knollen per kilo pootgoederen hebben, maar het aantal kiemen zal kleiner zijn dan op grotere knollen. Deze planten zullen de neiging hebben om minder aardappelen te geven, maar wel grotere.
• Gemiddelde maten (35 - 45mm): Je zal iets minder knollen per kilo pootgoederen hebben, maar waarschijnlijk meer kiemen op elke knol. Deze planten zullen de neiging hebben om aardappelen te geven met een goede balans in grootte en aantal. Ideaal voor huishoudelijk gebruik.
• Grote maten (> 45mm): Je zal minder knollen per kilo pootgoederen hebben, maar het aantal kiemen zal hoger zijn dan op kleine knollen. Deze planten zullen de neiging hebben om meer, maar kleinere aardappelen te geven. Let op dat het mogelijk is om grote knollen te snijden om meerdere planten te maken.

Volg vervolgens onze 10 tips voor een succesvolle aardappelteelt:

1. Bewaar je pootgoedeten voor de kieming en het planten op een droge plaats bij lage temperatuur (vorstvrij) om de rusttoestand te behouden en kieming te voorkomen. Inspecteer ze regelmatig op tekenen van rot of ziekte en verwijder aangetaste planten zo snel mogelijk.

2. Laat de aardappelen kiemen: enkele weken voor het planten, plaats de planten in een droge, lichte en geventileerde ruimte tussen 5 en 10° om ze te laten kiemen.

3. Bereid je grond voor: aardappelteelt vereist bij voorkeur een lichte, diepe grond rijk aan voedingsstoffen. Verrijk de grond voor het planten indien nodig met een beetje meststof.

4. Plant je aardappelen: Aardappelen worden geplant als de risico's op (sterke) vorst zijn geweken en de grond opgewarmd is (rond de 10 graden), dus je kunt overwegen om ze vanaf half april te planten, of iets later afhankelijk van het weer. Een oud gezegde adviseert om aardappelen te planten als de seringen bloeien. In geval van verwachte vorst, bescherm je planten, hetzij door aanaarden, hetzij met behulp van een bedekking (doek, ...). Maak groeven van 10 tot 15 cm diep en plaats de gekiemde planten met de kiemen naar boven, met een tussenruimte van 30 tot 40 cm en laat 60 cm tussen de rijen. Bedek met fijne aarde.

5. Aanaarden: wanneer de planten 20-25cm hoog zijn, hark de aarde rond de voet om een kleine heuvel te vormen (laat 10 cm in de lucht). Deze actie bevordert de vorming van knollen en verhoogt de kwaliteit en de productie.

6. Water geven: je aardappelen zijn niet bestand tegen droogte. Zorg daarom voor regelmatig water geven om uitdroging van de plant te voorkomen en mulch de voeten om de grond vochtig te houden. Op deze manier krijg je aanzienlijk grotere aardappelen.

7. Ziekten en plagen:

   Meest voorkomende ziekten voor aardappelen in de moestuin:

   • Phytophthora (Aardappelziekte/Meeldauw)): Dit is de meest verwoestende ziekte voor aardappelen. Het wordt gekenmerkt door bruinachtige vlekken op de bladeren en kan snel de hele oogst vernietigen. Phytophthora wordt bevorderd door een vochtig en regenachtig klimaat.
   • Gewone schurft: Deze ziekte veroorzaakt ruwe laesies op de schil van de knollen. Hoewel de aardappelen nog eetbaar zijn, worden hun uiterlijk en bewaring beïnvloed.
   • Rhizoctonia (Bruine rot): Deze schimmelziekte veroorzaakt bruine vlekken op de knollen, evenals op de stengels en stolonen.
   • Bruinrot (of bacteriële rot): Dit manifesteert zich door een vochtige rotting van de knollen, vaak gepaard gaande met een onaangename geur.
   • Alternaria (Zwartvruchtrot): Gekenmerkt door grote bruine vlekken op de bladeren, kan deze ziekte de kracht van de planten verminderen en de opbrengst beïnvloeden.

   Meest voorkomende plagen voor aardappelen in de moestuin:

   • Coloradokevers: Ontbladering van de planten door het consumeren van de bladeren door larven en volwassenen.
   • Ritnaalden: De larven, bekend als draadwormen, beschadigen de knollen door ze te doorboren.
   • Bladluizen: Ze kunnen virussen overbrengen op aardappelplanten.
   • Slakken en naaktslakken: Ze eten de bladeren en jonge scheuten, waardoor de groei van de planten wordt verminderd.

   Regelmatige controle van de gewassen om tekenen van ziekten of plagen te detecteren en tijdige en gerichte actie is cruciaal voor een succesvolle oogst.

8. Oogsten en bewaren: Oogst vroege variëteiten vanaf juni (70 - 90 dagen na het planten) wanneer de bloemen verwelken. Bewaarvariëteiten worden later geoogst (als de bladeren geel worden), soms tot in de herfst voor de laatste. Geef de voorkeur aan droog weer voor het oogsten, en laat de aardappelen drogen voordat u ze opbergt op een geventileerde, droge en donkere plaats. De nieuwe aardappelen moeten voor de rijpheid worden geoogst en snel worden geconsumeerd.

9. Associaties en rotatie: Aardappelen waarderen de nabijheid van uien en bonen. Vermijd het kweken van aardappelen naast pompoenen en komkommers. Kweek geen aardappelen twee jaar achter elkaar op dezelfde plaats, en vermijd ze te volgen na tomaten of aubergines.

Het telen va je eigen aardappelen vereist weinig werk en levert over het algemeen een uitstekende opbrengst op, waardoor je een groot deel van het jaar kunt genieten van heerlijke, gezonde aardappelen.